40 of 60% buitenkerkelijken?
Uit het eerste hoofdstuk:
[...]De vanzelfsprekendheid waarmee mensen zich in het verleden tot
een kerkgenootschap rekenden, is voor velen verdwenen. Bij een vrij groot
aantal Nederlanders valt onzekerheid te constateren over de vraag of zij nu bij
een kerkgenootschap horen, dan wel buitenkerkelijk zijn. Als iemand
bijvoorbeeld rooms-katholiek gedoopt is, maar 'er niets meer aan doet', kan hij
zichzelf nog als rooms-katholiek, maar ook als buitenkerkelijk beschouwen. Het
is vaak niet van te voren te zeggen wat zijn keuze zal zijn. Dat de grens
tussen het kerklidmaatschap en buitenkerkelijkheid is vervaagd, blijkt uit de
resultaten van enquĂȘteonderzoek, dat al jaren lang sterk verschillende fracties
kerkelijken en buitenkerkelijken oplevert.
Zo constateert het CBS in het Permanent Leefsituatie Onderzoek (POLS) voor de
jaren negentig een buitenkerkelijkheid van 40% en een kerklidmaatschap van 60%.
Volgens een andere bron - het project Culturele Veranderingen in Nederland (CV)
van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) - is de situatie precies
omgekeerd, ongeveer 60% buitenkerkelijken staan tegenover ongeveer 40%
kerkleden. [...]