Armoede daalt door maatregelen kabinet, SCP plaatst wel kanttekeningen

In de Macro Economische Verkenningen (MEV) van 20 september 2022 heeft het Centraal Planbureau (CPB), in samenwerking met het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), de nieuwe ramingen van de armoedecijfers voor de periode 2021 tot en met 2023 gepubliceerd. Dankzij de koopkrachtmaatregelen die het kabinet op Prinsjesdag bekend heeft gemaakt lijkt het aantal mensen en kinderen dat in Nederland onder de armoedegrens leeft - na een flinke stijging in 2022 - in 2023 te dalen.

In 2023 leven naar schatting ruim 830.000 mensen (4,9%) onder de armoedegrens. Het aantal kinderen dat in ons land in armoede leeft neemt af tot iets minder dan 220.000 (6,7%).

Het kabinet heeft zich ten doel gesteld de armoede te halveren ten opzicht van 2015. De concrete doelstelling is dat het aantal kinderen en jongeren dat in armoede leeft, in 2025 tot ongeveer 150.000 gedaald moet zijn. Voor de totale armoede komt het neer op een daling tot ruim 500.000 mensen in 2030. 

De extra maatregelen die het kabinet neemt, zorgen voor een forse reductie van de totale armoede en de armoede onder kinderen. Hierdoor lijkt de doelstelling van het kabinet dichterbij te komen. Omdat de aangekondigde maatregelen uitsluitend financieel zijn en wellicht niet structureel van aard, plaatst het SCP wel een aantal kanttekeningen bij deze daling:

  1. Er is een reële kans dat een deel van de steun die op dit moment geboden wordt, in de toekomst (deels) weer wordt ingetrokken. In dat geval zal het gunstige effect van dit steunpakket slechts tijdelijk zijn. 
  2. De intensiteit van de armoede speelt ook een rol. Let erop dat niet alleen de mensen worden geholpen bij wie dat relatief gemakkelijk gaat. Heb ook oog voor de groep met de hardnekkigste problemen.
  3. Tot slot is het belangrijk te constateren dat armoede niet alleen een kwestie is van financieel niet rond kunnen komen, maar ook kan leiden tot gezondheidsproblemen en/of sociaal isolement. Bij het terugdringen van armoede dienen ook de sociaal maatschappelijke effecten meegenomen te worden.