Verschil in opvatting over integratie in de samenleving

Verschenen: Burgerperspectieven 2019|4

  • Klimaat en milieu op tweede plaats in het nationale probleembesef
  • Economische verwachtingen minder positief
  • Pessimistisch over Nederland vanwege zorgen over de gemeenschap, de politiek en een rechtvaardige verdeling
  • Veel protest, maar de stemming is niet negatiever

Thema: de publieke opinie over integratie

  • Culturele aanpassing belangrijkste zorgpunt voor autochtone Nederlanders
  • Integratie is een gedeelde opgave vindt men, maar groepen vinden dat vooral de ander hiervoor meer moeite moet doen
  • Tweede generatie ervaart dat zij door een ander geloof of uiterlijk niet als Nederlander worden gezien

Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van het vierde kwartaal van 2019 over het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB). Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) besteedt hierin aandacht aan de stemming in Nederland en opvattingen over politieke en maatschappelijke kwesties. Dit kwartaal is er extra aandacht voor de publieke opinie over integratie en de multiculturele samenleving.

Klimaat en milieu urgenter: nu op tweede plaats in nationale probleembesef

Zorgen over klimaat en milieu zijn dit kwartaal gestegen naar de tweede plaats in het nationaal probleembesef. Dit kwartaal noemt 33% spontaan één of meer zorgen over dit thema, vorig kwartaal was dat nog 22%. Mensen noemen milieu, klimaat, klimaatverandering, stikstof en duurzaamheid als problemen. Groot verschil met vorig kwartaal zijn de woorden stikstof, stikstofmaatregelen en CO2. De discussie over en demonstraties tegen de stikstofmaatregelen zijn daarmee de belangrijkste verklaring voor de gestegen urgentie. Over wat precies het probleem is, zijn de meningen verdeeld. Sommigen maken zich zorgen over klimaatverandering of milieuvervuiling. Anderen zijn vooral ongerust over de maatregelen die genomen worden tegen klimaatverandering of stikstofvervuiling.

Bovenaan het nationale probleembesef staan zorgen over de manier waarop we in Nederland samenleven. Andere belangrijke zorgpunten zijn immigratie en integratie, de gezondheids- en ouderenzorg en inkomen en economie.

Economische verwachtingen minder positief

De verwachtingen voor de Nederlandse economie en de eigen financiële situatie zijn minder positief dan vorig kwartaal. In oktober 2019 verwachtte 63% van de mensen een gelijke of betere economie, dat was vorig kwartaal 79%. 83% verwacht een gelijke of betere eigen financiële situatie. Dat was vorig kwartaal 89%. Hoewel de economische verwachtingen dus verslechteren, blijft de tevredenheid met de economie en de eigen financiële situatie groot. 85% is tevreden met de eigen financiële situatie en 83% geeft de Nederlandse economie een voldoende.

Pessimisme over Nederland vanwege samenleven, politiek en rechtvaardige verdeling

Dit kwartaal vindt 54% dat Nederland meer de verkeerde dan de goede kant opgaat, 35% vindt het meer de goede kant opgaan. Dat is vergelijkbaar met eerdere metingen in 2019. De belangrijkste redenen om optimistisch te zijn, zijn de goede economische situatie en de hoge welvaart. Mensen die het de verkeerde kant op vinden gaan, maken zich zorgen over de gemeenschap, over de politiek en over de rechtvaardige verdeling van baten en lasten. De acht meestgenoemde redenen om pessimistisch te zijn over Nederland:

  • De politiek is incompetent (weinig visie, daadkracht)
  • De verdraagzaamheid neemt af, de verharding neemt toe
  • De immigrant als bedreiging voor de identiteit en de verzorgingsstaat
  • Gewone burgers staan in de kou en worden niet gezien
  • Collectieve voorzieningen, zoals de zorg, zijn in verval
  • Het verschil tussen arm en rijk neemt toe
  • Lage straffen, te weinig handhaving
  • Klimaat en milieu: onzin of maatregelen gaan te ver

Veel protest, maar niet negatiever over Nederland

Afgaande op het aantal demonstraties in Nederland lijkt het wel alsof er veel maatschappelijke onrust is. Toch is de (gemiddelde) stemming op dit moment niet negatiever dan voorheen. Ook is de actiebereidheid en de steun voor protest niet hoger dan in voorgaande jaren.

Dat lijkt tegenstrijdig: waarom is er de afgelopen jaren meer protest, maar is de stemming niet negatiever? De verklaring hiervoor ligt deels in het feit dat er geen een-op-eenrelatie is tussen (persoonlijke of maatschappelijke) ontevredenheid en protest. Protest is relatief onvoorspelbaar. Of en wanneer mensen de straat op gaan, hangt af van talloze persoonlijke factoren en van de context, zoals de aanwezigheid van een (aansprekend) incident of iemand die mensen kan mobiliseren.

Als we kijken naar mogelijke verklaringen waarom mensen juist de afgelopen jaren vaker de straat op gaan, kan dat te maken hebben met niet-ingeloste verwachtingen in tijden van economische voorspoed, met kopieergedrag of met de indruk dat protesteren zin heeft.

Thema: de publieke opinie over integratie

Culturele aanpassing belangrijkste zorgpunt voor autochtone Nederlanders

Bijna iedereen, met of zonder migratieachtergrond, geeft aan dat integratie betekent dat iemand meedoet in de samenleving. Integratie gaat over de taal spreken, werken en geen overlast veroorzaken.

Als belangrijkste problemen op het gebied van integratie noemen veel autochtone Nederlanders dat mensen met een migratieachtergrond zich te weinig aanpassen en dat de Nederlandse normen en waarden onder druk staan. 80% van de autochtone Nederlanders geeft aan dat mensen met een migratieachtergrond de Nederlandse normen en waarden moeten overnemen. Ruim de helft (54%) vindt dat zij mee moeten doen aan de Nederlandse culturele tradities. 56% vindt dat mensen met een migratieachtergrond hun eigen cultuur en gewoonten meer dan nu moeten loslaten, slechts 32% vindt dat de meeste mensen met een migratieachtergrond hun best doen om te integreren in Nederland.

Mensen met een migratieachtergrond denken daar iets anders over: zij benadrukken het belang van respect voor elkaar en voor elkaars cultuur en tradities, maar vinden niet dat dit betekent dat mensen moeten meedoen aan deze culturele tradities. Bij de zorgen van de tweede generatie komen ongelijkheid, uitsluiting en discriminatie relatief vaak aan de orde.

Integratie is een gedeelde opgave, maar groepen leggen zwaartepunt bij de ander

Dat integratie een gedeelde verantwoordelijkheid is van de autochtone Nederlanders, mensen met een migratieachtergrond en de overheid, wordt alom onderschreven. Wederzijds begrip en respect en het mengen (samenleven) op school, werkvloer en in de wijk worden vaak genoemd om de verhoudingen te verbeteren. Daarbij vinden beide kanten dat vooral de ander hier extra moeite voor moet doen. Autochtone Nederlanders leggen de meeste verantwoordelijkheid bij mensen met een migratieachtergrond, zo blijkt uit de enquête. De tweede generatie vindt dat ook autochtonen aan zet zijn, zo blijkt uit de groepsgesprekken. Zij vinden dat die gelijke kansen moeten bieden, open moeten staan voor contact en diversiteit moeten accepteren en respecteren.

Tweede generatie: door een ander geloof of uiterlijk blijf je gezien worden als niet-Nederlander

Vrijwel iedereen geeft aan dat integratie strikt genomen niet van toepassing is op mensen van de tweede generatie. Bij mensen met een migratieachtergrond van de tweede generatie is het geluid vrijwel unaniem: ‘Wij zijn hier geboren en getogen, spreken de taal goed, doen mee in de samenleving en hoeven dus niet te integreren.’ Toch voelt de tweede generatie dat autochtone Nederlanders dat anders zien. Zij ervaren dat autochtone Nederlanders hen niet zien als ‘echte’ Nederlanders. Bij Surinaamse en Antilliaanse Nederlanders gaat het om hun huidskleur, bij Turkse en Marokkaanse Nederlanders om het islamitische geloof, waardoor ze het gevoel hebben apart te worden gezet.

Het SCP doet sinds 2008 het COB voor het kabinet op verzoek van de Voorlichtingsraad. De enquête is dit kwartaal gehouden tussen 1 oktober en 2 november. Daarnaast zijn er in oktober acht groepsgesprekken gehouden met mensen van verschillende herkomst (autochtone Nederlanders, Turkse/Marokkaanse Nederlanders, Surinaamse/Antilliaanse Nederlanders) in de leeftijd van 18-49 jaar. In de kwartaalberichten komt ook ander opinieonderzoek aan bod. Dit kwartaal zijn de onderzoekers Josje den Ridder, Emily Miltenburg, Willem Huijnk en Sosha van Rijnberk.