Nederlanders tamelijk positief over globalisering

Nederlanders zijn positiever over globalisering dan media en politiek ons soms doen denken. In vergelijking met andere Europese landen blijken we tamelijk positief gestemd over globaliseringskwesties. Denk aan onderwerpen zoals de Europese Unie, klimaatverandering of handelsverdragen. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Wel ziet het SCP grote verschillen in opvattingen tussen de aanhangers van verschillende politieke partijen. Ook komt uit het onderzoek een samenhang naar voren tussen onvrede over globaliseringsverschijnselen en algemener maatschappelijk onbehagen.

Positief, wel verschillende opvattingen

De publicatie “Dealen met de grote wereld. Globalisering in de publieke opinie en op het werk.” gaat over wat Nederlanders van globalisering vinden en hoe die op de geïnternationaliseerde werkvloer wordt beleefd. SCP definieert het begrip ‘globalisering’ breed als: de toenemende ervaring van de wereld als één sociale ruimte. Opvallend aan het onderzoek is, dat er in Nederland geen sprake is van een sterke afwijzing van globalisering, noch een tendens dat dit minder zou worden. In april dit jaar is de publieke opinie zelfs positiever over globalisering dan voor de coronacrisis. Hoewel de veronderstelling nogal eens lijkt te zijn dat Nederlanders de globalisering beu zijn, is de gemene deler dus tamelijk positief.

Wel ziet SCP grote verschillen in de beleving en waardering van globaliseringskwesties en vaak is het opleidingsniveau daarbij sterk onderscheidend. Hogeropgeleiden geven vaker aan dat ze voordelen hebben bij open grenzen, als werkende en als consument en zien hogeropgeleiden vaker als ‘winnaars van de globalisering’. Het onderzoek laat daarnaast grote verschillen zien in opvattingen tussen de aanhangers van verschillende politieke partijen en een samenhang tussen onvrede over globaliseringskwesties en algemener maatschappelijk onbehagen.

Effecten op de werkvloer

Op de werkvloer komen tegenstellingen eveneens tot uiting, al blijkt ook daar dat mensen meer voordelen dan nadelen zien. Tegengestelde opvattingen over globaliseringskwesties als het vluchtelingenbeleid maken deel uit van de gesprekken die je gewoon als collega’s met elkaar hebt, maar ze zijn geen splijtzwam in de onderlinge verhoudingen. Open grenzen en internationale concurrentie worden ook niet aangewezen als een belangrijke bron van onvrede over het werk. Men signaleert wel veel praktische problemen van internationalisering op de werkvloer, zoals onveiligheid door taalverschillen. Daarnaast geeft een gesprek over globalisering aanleiding om het te hebben over gebrek aan saamhorigheid en gebrek aan zeggenschap in het werk en afnemende beroepstrots. Maar die gebreken ziet men niet als onvermijdelijke gevolgen van globalisering. Ze komen voort uit binnenlandse keuzen en moeten ook binnenlands worden verholpen.

Onderzoek blijft nodig

Op dit moment, in december 2020, is er nog veel onzeker. Leidt de wereldwijde coronapandemie tot verdere vertraging van de al wat langer haperende globalisering? Of is ze juist een stimulans voor meer onderlinge afstemming en internationale daadkracht? Zal ze wel leiden tot blijvende veranderingen of zal het uiteindelijk slechts een incident zijn geweest waarna de wereld toch weer verrassend snel terugkeerde naar het oude normaal? We weten het niet en het zal een tijd duren voordat duidelijk wordt welke kant het opgaat. Het SCP vindt het daarom belangrijk dat de samenhang tussen globalisering, meningen en ervaringen verder wordt onderzocht.

Deze publicatie komt voort uit samenwerking met het Centraal Planbureau (CPB). Mede ten behoeve van de Interdepartementale studiegroep Duurzame en inclusieve globalisering heeft het CPB uitvoerig onderzoek gedaan naar verschillen in regionale effecten van economische globalisering [link]. Het SCP heeft aan dat onderzoek bijgedragen en beschouwt nu – in samenwerking met onderzoekers van de Universiteit voor Humanistiek – globalisering breder dan economisch en economisch meer de diepte in qua beleving in het werk.