SCP-directeur: een straf op barmhartigheid ondermijnt de weerbaarheid van de samenleving
Moreel gemotiveerde hulp is cruciaal in tijden van crisis. Maar het strafbaar stellen van hulp aan mensen zonder papieren tast juist die morele veerkracht aan, schrijft SCP-directeur Karen van Oudenhoven in deze column.

Als de oorlog komt, mag ik dan bij jou?’ zingt Claudia de Breij. ‘Want als ik bij jou mag, mag jij altijd bij mij.’ Zeker in tijden van crisis of een ramp wil je graag dat het antwoord op die vraag ‘ja’ is en dat mensen elkaar helpen als dat nodig is. Daarvoor is het belangrijk dat mensen elkaar vertrouwen en dat we tendensen tot polarisatie te lijf gaan.
Want spanningen liggen op de loer, zeker nu. We hebben te maken met scheidslijnen in de samenleving. Mensen hebben uiteenlopende meningen over thema’s als klimaat en migratie. Maar ook oorlogen elders in de wereld zetten de onderlinge solidariteit in ons land onder druk. Veel mensen in Nederland hebben familieleden in Gaza, Israël of Oekraïne. Die verschillende identificaties en standpunten kunnen scheidslijnen versterken.
Hulp aan anderen
Er ligt een wezenlijke taak voor de overheid om te zorgen voor een weerbare samenleving. Een samenleving die gekenmerkt wordt door onderlinge solidariteit.
Ik betoog dat het belangrijk is om te zorgen voor sterke gemeenschappen waar mensen iets voor elkaar over hebben. Het voorstel om mensen te straffen voor het helpen van een medemens is tegen die achtergrond geen goed idee – het is het tegenovergestelde van wat we zouden willen.
In een eerdere opiniebijdrage gaf ik aan dat het onderling vertrouwen in Nederland best hoog is, zeker als je het vergelijkt met andere landen (FD, 1 augustus 2024).
Maar er is nog een factor van belang voor een weerbare samenleving en dat is de mate waarin hulpgedrag voor mensen gedreven wordt door moraliteit. En op dat punt zie ik een gevaar. Uit het proefschrift dat Lisanne Versteegt 3 juli verdedigde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam blijkt dat tijdens de coronapandemie het vermijden van persoonlijke contacten steeds meer een morele overtuiging werd, terwijl datzelfde gedrag voorheen neutrale lading had. En die morele overtuiging was sterker naarmate mensen zich meer bedreigd voelden door de coronapandemie.
Morele triggers
Als je dat vertaalt naar het helpen van anderen in crisistijd, dan hoop je dat mensen willen helpen vanuit een morele overtuiging – ook medemensen die niet tot de eigen groep behoren en waarmee de sociale verbanden minder groot zijn. Dan zijn er morele triggers nodig om ervoor te zorgen dat mensen elkaar willen helpen.
Tijdens de coronapandemie riep de overheid op om contact met anderen te beperken en zelfs te vermijden. Misschien niet primair als moreel appel – de focus lag op het voorkomen van verspreiding van de ziekte – maar de oproep ondersteunde de morele overtuiging van veel mensen.
In andere situaties gaat het ook soms helemaal fout. Dan doet de overheid dingen die juist ontmoedigen om je moreel te gedragen. Zoals nu met het asielbeleid.
Het wetsvoorstel over het asielbeleid waar de Tweede Kamer vorige week over stemde zorgt ervoor dat het strafbaar wordt een medemens te helpen die illegaal in Nederland verblijft. Dat geldt bijvoorbeeld voor vrijwilligers die zich inzetten om mensen zonder verblijfsvergunning te helpen met hun basisbehoeften. Maar ook voor organisaties als de Pauluskerk in Rotterdam, huisartsenposten die ongedocumenteerden medische zorg geven of organisaties die kleding inzamelen of maaltijden koken voor mensen die hulp nodig hebben. Het zijn voorbeelden van moreel gedreven hulpgedrag, waarbij de drijfveer in barmhartigheid ligt. En juist dat gedrag betitelt de overheid nu als slecht.
Afnemende bereidheid
Wat betekent dit voor de weerbaarheid van de samenleving?
Wanneer moreel gedrag intrinsiek gedreven is en de overheid zich daartegen uitspreekt, dan is de meest waarschijnlijke reactie verwijdering van de overheid. Dat maakt de kans kleiner dat vrijwillige organisaties bereid zijn om in andere situaties, zoals bij een klimaatramp, samen te werken met de overheid. Terwijl deze organisaties belangrijk zijn voor de sociale infrastructuur in Nederland. Door hun binding met de gemeenschap zorgen zij dat mensen elkaar een helpende hand bieden.
Wanneer moreel gedrag extrinsiek gedreven is, dan is de consequentie dat mensen stoppen om anderen te helpen – in elk geval zij die illegaal in Nederland zijn. Het risico bestaat ook dat dit zich verbreidt, en dat mensen met een andere herkomst überhaupt niet worden geholpen. Dat zet de weerbaarheid van onze samenleving onder druk en zorgt voor meer polarisatie. Daar zou de politiek zich veel meer bewust van moeten zijn.
Deze column van Karen van Oudenhoven verscheen op 6 juli 2025 op de website van het Financieel Dagblad.