Gewelddadige protesten tegen azc’s en vernielingen op universiteitscampussen voor Gaza – is onfatsoenlijk gedrag de nieuwe norm? Volgens SCP-directeur Karen van Oudenhoven blijkt uit onderzoek van niet.

Met enige regelmaat uit politieke en maatschappelijke onvrede zich in onfatsoenlijk gedrag; van geweld bij demonstraties tot politici die elkaar verbaal te lijf gaan. Is hier sprake van normvervaging, of is er iets anders aan de hand? Ik durf te stellen dat het laatste het geval is.

Onfatsoenlijk gedrag is niet de nieuwe norm. Uit nog ongepubliceerd onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat mensen onwettig gedrag richting de overheid sterk afkeuren. Het vernielen van publiek eigendom en het bedreigen of zelfs mishandelen van publieke dienstverleners (zoals politieagenten en ambulancepersoneel) kan volgens de meeste mensen echt niet door de beugel.

Ook de civilisatietheorie van de befaamde socioloog Norbert Elias nuanceert het beeld dat we in een tijdperk van toenemend onfatsoen leven. Volgens die theorie bewegen we ons juist steeds meer richting normen van zelfbeheersing en empathie. Mensen maken zich zorgen over verlies van fatsoen en de verharding van de maatschappij; de meeste Nederlanders vinden onfatsoenlijk gedrag niet normaal. Ons morele kompas lijkt dus nog te werken.

De ‘fatsoensparadox’

Wat is er dan wel aan de hand? Een belangrijke verklaring lijkt te liggen in de ‘fatsoensparadox’: onfatsoenlijk gedrag uit naam van fatsoen. Mensen, groepen of politici die zeggen te strijden voor een beschaafder Nederland, maar daarbij zelf over grenzen gaan. Denk aan rellen bij demonstraties tegen de komst van asielzoekerscentra, het gooien van soep naar kunstwerken in musea, of het bedreigen van politici en bestuurders. De ene fatsoensnorm staat hier op gespannen voet met andere fatsoensnormen.

De fatsoensparadox levert extra spanning op door botsende perspectieven. Wat de één als moreel verdedigbaar ziet, beschouwt de ander als volstrekt ontoelaatbaar. Ook al is er sprake van een gedeelde norm over wat mag en wat niet, de weging verschilt. Identificatie en differentiële empathie spelen hierbij een belangrijke rol.

Wie erg meeleeft met de mensen in Gaza beoordeelt gewelddadige protesten op een universiteitscampus anders dan iemand die vooral mededogen voelt met universiteitsbestuurders. En wie zich zorgen maakt over ‘normvervaging door nieuwkomers’ kan vernielingen bij een asielzoekerscentrum zien als begrijpelijke verontwaardiging, terwijl dit afkeuring oproept bij mensen die zich bekommeren om vluchtelingen. Zo roept de fatsoensparadox spanning op in de samenleving.

Hoewel we dus weten wat deugt en wat niet deugt, identificeren we ons met een bepaald perspectief en is onze reactie op onfatsoen niet altijd neutraal. Dat komt doordat we kijken vanuit onze eigen opvattingen, maar ook omdat onze reactie gekleurd wordt door wie het zegt.

Geen neutrale norm

Fatsoen is geen neutrale norm. We meten immers niet iedereen met dezelfde meetlat. Er zijn groepen die sneller het verwijt krijgen onfatsoenlijk te zijn (demonstranten, vrouwen, praktisch opgeleiden, mensen van kleur) terwijl ander gedrag – dat óók vernederend kan zijn – wordt geaccepteerd of geprezen als ‘eerlijk’ of ‘recht voor z’n raap’. Sommige mensen kunnen zich meer veroorloven dan anderen, en dat zegt iets over machtsverhoudingen in de samenleving. Of zoals cultuurwetenschapper Sarah Ahmed stelt: wie moet schreeuwen om gehoord te worden, wordt vooral gehoord als schreeuwend.

Helaas zijn er groepen mensen in ons land die het gevoel hebben dat ze niet worden gehoord en gezien. Mensen die zich door politiek en overheid in de steek gelaten voelen. Dat uitte zich bij de Tweede Kamerverkiezingen waar veel mensen blanco stemden – een stil protest dat veel zegt.

Er ligt dan ook een taak bij de overheid om normoverschrijdend gedrag tegen te gaan. In een democratische rechtsstaat hoort de overheid te handelen ‘zonder aanziens des persoons’. Toch duikt ook daar de fatsoensparadox op. Politieke partijen die zeggen te staan voor orde, respect en beschaving, laten het soms na op te komen voor mensen die door onfatsoen worden geraakt – of dat nu gaat om slachtoffers van discriminatie, uitsluiting of geweld. Fatsoen lijkt zo iets wat we van de ander eisen, in plaats het zelf proberen te tonen.
 

Eigen verantwoordelijkheid

Veel mensen verwachten dat de overheid alle problemen oplost. Wanneer dat niet gebeurt, slaat teleurstelling om in boosheid – een begrijpelijke, maar geen behulpzame reactie. Burgers hebben zelf een verantwoordelijkheid om binnen de grenzen van fatsoen hun stem te laten horen. Wel kan de overheid werken aan verwachtingsmanagement, door eerlijker te zijn over wat wél en niet kan, burgers fatsoenlijk te behandelen en beter uitleg te geven.

Daar ligt dus een gedeelde opdracht. Voor burgers om onvrede fatsoenlijk te uiten en hun boosheid of teleurstelling niet om te zetten in fysieke of verbale agressie. Voor de overheid om betrouwbaar, transparant en rechtvaardig te handelen. En voor politieke partijen om de instituties die een ordelijke rechtsgang bewaken, zoals de Raad van State en de Kiesraad, zonder enige twijfel erkennen in hun rol. Pas wanneer burgers en overheid hun verantwoordelijkheid nemen, kunnen we bouwen aan een samenleving die fatsoen eist van anderen én het zelf praktiseert.

Deze column van Karen van Oudenhoven verscheen op 9 november 2025 op de website van het Financieel Dagblad