Veel ouderen doen volop mee aan de samenleving. Ze zetten in op hun zelfstandigheid en gezondheid, doen vrijwilligerswerk, zorgen voor (klein)kinderen en sluiten aan bij ouderengroepen voor sociaal contact. Uit het onderzoek Doe je mee?! – Perspectieven op 'zinvolle' participatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat beleid uit moet gaan van realistische verwachtingen als het gaat over het stimuleren van ouderen om langer zelfstandig te blijven en mee te doen aan de samenleving. Het is belangrijk rekening te houden met het feit dat ouder worden niet volledig maakbaar is en dat er grenzen zitten aan meedoen

Beeld: © ANP Foto

Het SCP onderzocht hoe beleid over ouderenparticipatie zich verhoudt tot de ervaringen en wensen van ouderen zelf. Het onderzoek werd uitgevoerd bij ouderengroepen en laat zien dat mensen met een pensioengerechtigde leeftijd graag willen meedoen, en dat ook doen, maar vooral op een manier die aansluit bij hun eigen behoeftes. Bij deelname aan deze ouderengroep gaat het vooral om ‘toegankelijke gezelligheid’: fijn en sociaal contact, lichte hulp van anderen en een gevoel van verbondenheid én autonomie. Tegelijkertijd blijkt dat sociale contacten niet zo vanzelfsprekend of te organiseren zijn als waar beleid op koerst. Beleid kan ontmoetingen stimuleren en faciliteren, waarbij rekening wordt gehouden met de grenzen die er zijn aan de mogelijkheden van ouderen om te kunnen participeren.

Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving

Sinds de Tweede Wereldoorlog is de visie op zorg en verantwoordelijkheid verschoven: van familie, naar overheid, en vervolgens weer terug naar burgers zelf. Vanaf de jaren tachtig kwam de nadruk steeds meer te liggen op zelfstandigheid en eigen regie. Het huidige beleid bouwt daarop voort en doet een sterk beroep op de ‘geefkracht’ en ‘samenredzaamheid’ van ouderen en hun netwerken. Het idee is dat zij elkaar in de eigen buurt kunnen ondersteunen en zo langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Volgens het SCP-onderzoek is dat een begrijpelijke ambitie die aansluit bij ideeën van mensen zelf. Maar tegelijkertijd kunnen verwachtingen te groot zijn: de nadruk op autonomie en samenredzaamheid sluit niet altijd aan bij het leven van alle ouderen.

“De wens om zelfstandig te blijven wonen delen veel ouderen, maar niet iedereen heeft de mogelijkheid om langer thuis te wonen ,” aldus Henrike Hoogenraad, onderzoeker bij het SCP. “Niet iedere oudere beschikt over een sociaal netwerk dat praktische hulp kan bieden, voldoende financiële middelen of voorzieningen in de buurt.”

Grenzen aan maakbaarheid

Het SCP benadrukt dat het proces van ouder worden slechts ten dele maakbaar is. Hoe iemands leven is verlopen heeft immers invloed op de participatie van ouderen. Onder meer de zorgtaken die veel vrouwen op zich namen, of iemand wel of niet een betaalde baan heeft gehad, ervaringen met discriminatie of een (internationale) verhuizing kunnen van invloed zijn op het meedoen van mensen. Vrouwen die niet werkten, hebben bijvoorbeeld geen pensioen, maar vaak wel een sociaal netwerk, terwijl mannen die voltijd hebben gewerkt daar minder ruimte voor hadden. Ook pech, ziekte, een ongeluk en het verlies van dierbaren hebben invloed op participatie, terwijl mensen daar vaak geen controle over hebben. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat ouderen vaak tegelijkertijd actief én kwetsbaar zijn, zelfredzaam én afhankelijk van anderen. Beleidsverwachtingen die vooral uitgaan van een rationeel, zelfsturend individu dat tot op hoge leeftijd zelfstandig kan wonen kunnen daardoor te hoog of te eenzijdig zijn. Mensen willen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven, maar binnen de grenzen van wat er voor hen mogelijk is.

Inzetten op het faciliteren van ontmoeting

Om langer zelfstandig thuis te wonen zet beleid onder andere in op het hebben of vergroten van sociaal contact. Bijvoorbeeld door ouderengroepen (gedeeltelijk) te subsidiëren en daarmee te  de toegankelijke gezelligheid te faciliteren. Door het steunen van lokale initiatieven waar mensen elkaar op een laagdrempelige manier ontmoeten kan beleid aansluiten bij behoeftes van mensen zelf. Zulke plekken dragen bij aan welzijn en aan het informele netwerk, zonder dat er direct sprake hoeft te zijn van zorg of hulpverlening.