Het gedrag van burgers wordt veel sterker beïnvloed door hun sociale omgeving dan vaak wordt aangenomen. Dat blijkt uit onderzoek dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in samenwerking met de Universiteit Utrecht deed. Beleidsmakers gaan nog te vaak uit van de rationele, individuele burger die zelfstandig besluiten neemt. Het onderzoek laat zien dat dit mensbeeld te beperkt is en dat beleid effectiever is als het rekening houdt met sociale groepen, gedeelde waarden en sociale normen.
Beeld: © ANP / Hans van Rhoon
Mensen maken geen keuzes in isolatie. De groepen waar we deel van uitmaken – zoals familie, vrienden, collega’s, buurtgenoten en gelijkgestemden – geven richting aan wat we belangrijk vinden, hoe we ons gedragen en hoe we onszelf zien.
De kennisnotitie Sociaal denken en doen van het SCP en de UU laat zien dat sociale factoren essentieel zijn voor het begrijpen van menselijk gedrag. Ze bepalen onder meer:
- Onze identiteit: mensen ontlenen betekenis, eigenwaarde en gedragskaders aan de groepen waarmee ze zich verbonden voelen.
- Morele waarden: wat we zien als ‘goed’ of ‘verantwoordelijk’ wordt in hoge mate gevormd binnen sociale groepen.
- Sociale normen: mensen kijken naar wat relevante en belangrijke anderen doen en vinden, zeker in onzekere situaties.
Dominant mensbeeld in beleid sluit niet aan op de praktijk
Uit eerder SCP-onderzoek blijkt dat beleid veelal gebaseerd is op het beeld van de rationele, autonome en verantwoordelijke burger. De impliciete aanname is dat mensen goed geïnformeerd zelfstandig de juiste keuze maken. Dat mensbeeld is slechts gedeeltelijk juist; het miskent hoe sterk mensen worden beïnvloed door hun sociale omgeving.
Zo worden doelgroepen in beleid vaak ingedeeld op basis van leeftijd, opleiding of woonplaats. Maar of mensen zich daadwerkelijk aangesproken voelen, hangt vooral af van de vraag of zij zich sociaal identificeren met de groep waarop beleid zich richt. “De ene 50-plusser is de andere niet” – en dat geldt voor vrijwel alle beleidsdoelgroepen.
“De mens als individu bestaat in beleid, maar in het echte leven bestaat de mens vooral in relatie tot anderen,” aldus onderzoeker Marieke Vermue. “Als je als beleidsmaker effectief beleid wilt maken, dan is het belangrijk om te begrijpen wat de sociale context is waarin mensen leven. Want de sociale groepen en de gedeelde waarden en normen beïnvloeden hun gedrag.”
Wat betekent dit voor beleid?
De kennisnotitie biedt beleidsmakers twee handelingsperspectieven:
1. Effectievere communicatie door sociale identiteiten en normen zichtbaar te maken
Beleid kan beter aansluiten door te laten zien wat veel anderen (binnen relevante groepen) al doen;
door mispercepties te corrigeren over wat ‘normaal’ is en door boodschappen te laten brengen door personen uit de eigen groep van burgers. Dit versterkt motivatie en draagt bij aan draagvlak.
2. Beleid ontwerpen vanuit gedeelde verantwoordelijkheid
Op dit moment wordt vaak de nadruk gelegd op autonomie en eigen regie van mensen. Maar dat kan onbedoeld zorgen voor individualistisch of calculerend gedrag. Door uit te gaan van burgers als sociale wezens ontstaat ruimte voor beleid dat inzet op: gedeelde morele idealen, collectieve motivatie, verbondenheid en zorg voor elkaar. Dit helpt bij het formuleren van realistischer aannames over gedrag én bij het verhogen van de effectiviteit van beleid.
Benut sociale kennis structureel
Burgers zijn geen eilandjes, maar sociale wezens. Het is dan ook belangrijk om het mensbeeld in beleid te verbreden. Door uit te gaan van gedeelde normen, waarden en verbondenheid ontstaat beleid dat beter aansluit op de leefwereld van mensen – en daardoor meer effect heeft. Zoals dat bijvoorbeeld gebeurde in de communicatie over de coronavaccinaties. Daar werd in kaart gebracht of burgers behoefte hadden aan meer toegankelijke informatie over het vaccin en welke groepen mensen de overheidsinformatie wantrouwden. De communicatiestrategie werd vervolgens afgestemd op de zorgen en motivatie van specifieke doelgroepen om zich wel of niet te laten vaccineren.